De Tekkel werd gefokt voor de jacht op dassen, vandaar dat de Tekkel soms wordt aangeduid met de naam "Dashond" of "Dachshund". Het zou een afstammeling zijn van de oudste Duitse jachthondenrassen zoals de Bibarhund. In 1888 werd de Duitse rasvereniging opgericht voor de kortharige variëteit. Tegenwoordig kent men drie beharingsvarianten: de langharige, kortharige en ruwharige. De Draadhaar ontstond uit kruisingen met de Schotse Dandie Dinmont Terriër en andere Terriërs, de Langharige door kruisingen van de Kortharige met de Cocker Spaniël en de Stoberhund (een oude Duitse jachthond). De Teckel werd in eerste instantie gefokt omdat men een kortbenige hond nodig had met een goede reukzin. Het dier moest tevens moedig zijn en goed kunnen graven. Hoewel de Tekkel uiteenlopende jachteigenschappen bezit, is het ras tevens een gezellige huishond die zeer op het gezin gesteld is en een vrolijk karakter heeft.
Een waarschuwing is bij dit ras echter op zijn plaats! Denk aan zijn lange rug, die soms zwak kan zijn. Hou het gewicht van het dier in de gaten en laat hem niet te zwaar worden. Laat het dier niet teveel springen om te voorkomen dat het dier last krijgt van zijn ruggewervels. Tegenwoordig houden fokkers echter in de gaten dat geen Tekkels met al te lange ruggen worden gefokt.
De Tekkel heeft regelmatig lichaamsbeweging nodig. Aanbevolen worden korte wandelingen, maar meermalen per dag waarbij de Tekkel de gelegenheid moet krijgen los te ravotten.
Algemene verschijning:
Hoewel er meerdere varianten bestaan zowel in grootte als beharing oogt de Tekkel compact en lang, met korte benen maar krachtig en gespierd. Het hoofdje wordt parmantig gedragen en het ras heeft een intelligente uitdrukking. De schouderhoogte moet de helft van de lichaamslengte bedragen. De borstomvang is het dubbele van de schouderhoogte. Het dier moet er harmonieus uitzien. Het lichaam is lang met vooruitstekend borstbeen, diepe borst en sterke lange rug. Benen kort en sterk, zo recht mogelijke voorbenen. Vrij lange hals zonder keelhuid.
Kleur:
Elke kleur behalve wit. Veelal zwart met bruin, donkerbruin met lichtere tinten, donkerrood, lichtrood, gevlekt, getijgerd of gestroomd.
Hoofd en schedel:
Van boven gezien is de schedel lang en kegelvormig. Van opzij gezien scherp gesneden en scherp. Schedel niet te breed noch te smal, een weinig gebogen, zonder duidelijke stop. Voorsnuit lang en smal fijn gesneden. Lippen strak gespannen, de onderkaak bedekkend. Niet te vierkante mond. De ogen zijn middelmatig groot, ovaal en donkerbruin tot zwartbruin. Tamelijk lange oren die vlak hangen. Schaargebit.
Staart:
De staart zet de ruglijn voort. Tamelijk hoog aangezet maar niet te lang (mag niet de grond raken). Niet te hoog gedragen. Bij de langharige variant is de staart goed bevederd.
Voeten:
Kort en sterk. Soms zijn de voeten iets naar buiten gedraaid. Sterke nagels. De hond moet gelijkmatig op alle delen van de voetjes staan. Achtervoeten zijn iets kleiner dan de voorvoeten.
Beharing:
* Langhaar: lang, zacht en glanzend, kort op hoofd en voorkant van de benen.
* Korthaar: dicht kort en glanzend.
* Ruwharig: draadachtig, hard en glad aanliggend met wollige ondervacht. Duidelijke baard en wenkbrauwen gewenst. Oren kort behaard.
Borstomvang:
* Standaard tekkel: meer dan 35 cm. Gewicht: 7-9 kg.
* Dwergtekkel: 30 - 35 cm. Gewicht: maximaal 7 kg.
* Kaninchen tekkel: maximaal 30 cm. Gewicht : 4 kg.
Aard:
Aanhankelijk - Dapper - Trouw - Vrolijk gehumeurd - Eigenzinnig - Ongehoorzaam - Waakzaam.